1.
|
Ingebrachte forfaits, ingaande per 2010
|
a
|
Graasdieren - forfaits
Voor melkkoeien, jongvee, weide- en zoogkoeien, fokstieren, geiten en herten zijn nieuwe forfaits beschikbaar.
|
b
|
Staldieren - forfaits
Bij eendagskuikens van de diersoort ‘Kip’ is het aantal kg stikstof per kg lichaamsgewicht verhoogd. Bij de vleeseenden en moederdieren van de diersoort ‘Peking eend’ is het aantal kg stikstof per dier verlaagd en het aantal kg stikstof per kg lichaamsgewicht verhoogd.
|
c
|
Rosékalveren van stal- naar graasdieren
De rosékalveren treft u nu aan onder [GRAASDIEREN] -> [RUNDVEE] en niet meer bij de staldieren. Uiteraard met bijbehorende nieuw vastgestelde forfaits als graasdier.
|
d
|
Dieren – biologische bedrijven met rundvee, schapen en geiten
Deze bedrijven moeten vanaf 2010 rekenen met de forfaits uit de Landbouw-kwaliteitsregeling. In het model [GRAASDIEREN] -> tabblad [INSTELLINGEN] kunt u nu aangeven of het een biologisch bedrijf betreft. Wanneer u hiervoor kiest, zult u merken dat de indeling in diercategorieën anders is als binnen de Meststoffenwet en de bijbehorende forfaits afwijkend zijn van de Meststoffenwet.
|
|

|
e
|
Dierlijke mest
Een aantal forfaitaire gehalten van dierlijke meststoffen is gewijzigd.
|
f
|
Gewassen – aardappelen en suikerbieten met een hoge productie
In het model [PERCELEN] -> tabblad [GEWASSEN] kunnen, indien aan de voorwaarden voor een verhoogde N-gebruiksnorm worden voldaan, deze gewassen gekozen worden. U herkent deze gewassen aan de term “(Verhoogd)”.
Merk op:
- het gewas “Suikerbieten (verhoogd)” vindt u onder de verkorte code G1 t/m G14
- de verhoogde normen gelden alleen op “kleigrond”.
|
g
|
Werkingscoëfficiënten op zand- en lössgrond
Voor aangevoerde drijfmest van rundvee op zand- en lössgrond is de werkingscoëfficiënt verlaagd van 65% naar 60%.
Voor aangevoerde drijfmest van overige graasdieren (niet zijnde rundvee) en alle drijfmest van staldieren (zelf geproduceerd en aangevoerd) is de werkingscoëfficiënt verhoogd van 65% naar 70%.
|
h
|
Gebruiksnormen
De nieuwe N-gebruiksnormen en de gedifferentieerde fosfaatgebruiksnormen voor 2010 zijn al eerder uitgeleverd in versie 2009.10
|
2.
|
Voorraadverschillen en jaarovergang
Omdat bepaalde forfaits m.i.v. 2010 zijn gewijzigd, kunnen er voorraadverschillen ontstaan tussen 31-12-2009 en 01-01-2010, indien de voorraad bepaald wordt op forfaitaire basis. In de praktijk kan dit natuurlijk niet, omdat het over hetzelfde moment gaat. In CHECK wordt een forfaitaire beginvoorraad op 01-01-2010 daarom bepaald op basis van de forfaits over 2009. Hierdoor wordt de op 31-12-2009 ingegeven voorraad - zonder voorraadverschillen -overgenomen naar 01-01-2010.
|
3.
|
Gewassen
|
a
|
De lijst met gewassen is op alfabet gesorteerd.
|
b
|
Bij winterteelten, die gestart worden in het voorgaande jaar (stel 2009), worden in het volgende jaar (stel 2010) de normen van het voorgaande jaar (2009) gebruikt. Bij aanscherping of verruiming van normen is dit volgens Dienst Regelingen de enige juiste methode.
|
c
|
Het gewas kroten/rode bieten is opgenomen als voor-/volgteelt.
|
d
|
De lijsten met aardappelrassen, die een hoge of een lage N-gebruiksnorm hebben, zijn vanaf 2010 anders dan voorheen. Daarnaast is er een lijst met aardappelrassen die in aanmerking komen voor een verhoogde norm op kleigrond.
Deze lijsten kunt u vinden onder [HELP] -> [HELP OVER CHECK] -> tabblad [INDEX] -> trefwoord “Aardappelras”.
|
4.
|
Meststoffen
|
a
|
In het model [MESTSTOFFEN] op het tabblad [FORFAITS] is de lijst met kunstmestsoorten uitgebreid met een aantal extra kunstmestsoorten.
In het model [MESTSTOFFEN] op het tabblad [OVERIGE ORGANISCHE MESTSTOFFEN] kan nu de stikstof- en fosfaathoeveelheid met 3 cijfers achter de komma ingegeven worden.
|
5.
|
Grondmonsters
|
a
|
Tabblad: [GRONDMONSTER]
|
|

|
|
I
|
U dient nu de grondmonsters in te delen naar bemonsteringsprotocol. Dit is van belang i.v.m. de mogelijkheden van dit monster en de daarop uitgevoerde controles door CHECK. U kunt nu kiezen uit 4 typen bemonsteringsmethoden:
1. Standaard (voorheen keuze “derogatie”)
2. Vernietiging (voorheen idem)
3. LNV protocol (voorheen keuze “fosfaatarm”)
4. “Oud monster” (nieuw i.v.m. overgangsregeling tot 01-11-2009).
|
|
II
|
De vorig jaar ingegeven monsters zijn automatisch van naam gewijzigd (bijvoorbeeld: ‘derogatie’ is ‘standaard’ geworden).
|
|
III
|
De kolom [MONSTER ZELF GENOMEN] is bedoeld om bij ‘oude’, eventueel straks geïmporteerde oude grondmonsters, aan te geven of een monster al dan niet zelf is genomen. Deze kolom verschijnt alleen als er oude monsters zijn.
|
|
IV
|
De kolommen [GESCHIKT VOOR…] geven aan of een monster geschikt is als:
1. Derogatiemonster
2. Monster voor gedifferentieerde fosfaatnormen
3. Monster om een fosfaatarme of -fixerende situatie aan te tonen
4. Graslandvernietigingsmonster
|
|
V
|
Wanneer een monster voor een bepaald doel niet geschikt is, kunt u onder [HELP] -> [HELP OVER CHECK] -> tabblad [INDEX] -> trefwoord “Grondmonsters” een tabel vinden met alle voorwaarden, waaraan een monster voor een bepaald doel moet voldoen.
|
b
|
Tabblad: [INSTELLINGEN]
|
|
I
|
Wanneer u met grondmonsters wilt werken, zal op het tabblad [INSTELLINGEN] de volgende extra vraag verschijnen:
|
|
|

|
|
|
Wanneer u deze vraag met [JA] beantwoordt, kunt u twee monsters aan één perceel koppelen. Dit kan voorkomen wanneer u in het verleden naast een derogatiemonster ook een apart monster voor fosfaatarme grond heeft laten nemen.
Wanneer er recent een monster genomen is, zal dit zeer waarschijnlijk direct voor meerdere doelen in één keer genomen zijn/worden. U hoeft dan maar één monster te koppelen.
|

|
|
|
Opmerking: een extra graslandvernietigingsmonster koppelt u niet hier, maar in het aparte deel op het tabblad percelen over graslandvernietiging.
|
c
|
Tabblad: [PERCELEN]
|
|

|
|
I
|
Op het tabblad [PERCELEN] is als tweede kolom toegevoegd: de kolom “Topografisch perceel”. Voor een juiste controle door CHECK dient u elk apart topografisch perceel een eigen uniek volgnummer te geven!
|
|
II
|
In de kolom “Te gebruiken grondmonster 1” en eventueel “Monster fosfaatarme ....” (zie punt b) kunt u zoals gebruikelijk de grondmonsters koppelen. In de foutkolom verschijnt eventueel een foutieve koppeling aan de hand van foutcodes. De uitleg van de foutcodes treft u aan in de tooltip (‘rode puntje’) in dezelfde kolom!
|
6.
|
Rapportage
Via het menu [RESULTATEN] -> [BIJLAGEN] kunt u een lijst met percelen met bijbehorende grondmonsters afdrukken. Licentiehouders van de licentie CHECK Bemestingsplan (voor derogatiebedrijven) vinden via dit menu – zoals gebruikelijk - de noodzakelijke bijlagen voor dit bemestingsplan. Dit in aanvulling op de [GEBRUIKSNORMENRAPPORTAGE]!
|
7.
|
Overige zaken
|
a
|
Wettelijk bestaat er voor diercategorie “552 Overige schapen” geen forfait voor de geproduceerde m3 mest. Dit gaf problemen bij het maken van een bemestingplan bij bedrijven met alleen dit type dieren. Vanaf heden rekent het pakket met een door ons ingeschatte productie aan m3/tonnen mest. Deze hoeveelheid wordt niet meegerekend in alle wettelijke berekeningen (o.a. t.a.v. verplichte mestopslagcapaciteit), maar komt wel beschikbaar bij het verdelen van mest!
|
b
|
Bij de module BEX zijn enkele keuzemogelijkheden en tooltips verduidelijkt, zodat u als gebruiker beter weet wat, waar gevraagd wordt!
|